verhalen

Verhalen

Het verhaal van de drie bomen

Er waren eens drie bomen, die alledrie in een hevig storm een grote tak waren kwijtgeraakt.  De drie bomen waren elk op een andere manier met hun verlies omgegaan. Jaren later ging ik de bomen weer opzoeken. Gisteren heb ik ze weer gevonden en met hen gesproken.

De eerste boom rouwde nog steeds om zijn verlies en zei ieder voorjaar als de zon hem uitnodigde om te groeien: ‘Nee, dat kan ik niet want ik mis een belangrijke tak.’

Ik zag dat hij klein was gebleven en in de schaduw stond van de andere bomen. De zon drong niet meer tot hem door. De wonde was duidelijk zichtbaar en hij zag er naakt uit. Het was het hoogste punt van de boom. Hij was niet meer verder gegroeid.

De tweede boom was zo geschrokken van de pijn dat hij snel had besloten om het verlies te vergeten. Hij was moeilijk te vinden, want hij lag op de grond. Een voorjaarsstorm had hem doen omwaaien.Hij had zijn greep op de aarde verloren. De plek van de wonde was moeilijk te vinden. Deze zat verstopt achter een heleboel vochtige bladeren en lag daar te rotten.

De derde boom was ook erg geschrokken van de pijn en de leegte in zijn lijf en hij rouwde om zijn verlies. Het eerste voorjaar toen de zon hem uitnodigde om te groeien, had hij gezegd: ‘Dit jaar nog niet’. Toen de zon het tweede voorjaar weer terugkwam met de uitnodiging, had hij gezegd: ‘Ja, zon, verwarm mij zodat ik mijn wonde kan verwarmen. Mijn wonde heeft warmte nodig, opdat ze weet dat ze erbij hoort.’ Toen de zon het derde jaar weer terugkwam, sprak de boom: ‘Ja zon, laat mij groeien. Ik weet dat er nog zoveel te groeien is.’ De derde boom was ook moeilijk te vinden, want ik had niet verwacht dat hij zo groot en sterk zou zijn geworden. Gelukkig heb ik hem herkend aan de dichtgegroeide wonde, die vol trots in het zonlicht werd gehouden.

M. Keirse

 

 

Soefie-verhaal uit Tunesië

Er was eens een rivier. Hoog in de bergen was ze ontsprongen. Dartel en lenig slierde ze door de valleien. Ze werd steeds sterker, steeds breder. Toen bereikte ze de woestijn.

De rivier wilde ook dwars door de woestijn vloeien. Maar ze bemerkte dat haar water verdween, hoe snel ze ook door het zand trachtte te stormen.

Ze was er echter van overtuigd dat het haar bestemming was om deze woestijn te doorkruisen. Maar er was geen weg.

Nu fluisterde de verborgen stem van de woestijn haar toe: “De wind kan de woestijn oversteken en jij kan dat ook!” Nog nooit had de rivier de stem gehoord. “Ik zal met zand vermengd en door de woestijn opgeslorpt worden”, zei de rivier, “de wind kan vliegen, maar ik niet!”

“Zoals je bent, kom je er niet doorheen,” fluisterde de woestijn. “Je zou verdwijnen of een moeras worden. Je moet willen dat de wind je over de woestijn draagt, naar je bestemming.” “Dat kan de wind niet”, spotte de rivier. “Jawel”, zei de woestijn, “je moet willen dat de wind je opneemt.”

Zo’n gek idee kon de rivier niet aannemen. Een rivier in de lucht! Ze zou haar persoonlijkheid verliezen en wie kon haar waarborgen dat ze ooit opnieuw zichzelf zou worden.

De woestijn zei: “Ik beloof het je. De wind neemt je op, draagt je over de woestijn en laat je dan weer los. Je valt als regen naar beneden en dan wordt je water weer een rivier.”

“Hoe kan ik weten dat je niet liegt?” vroeg de rivier. “Het is zo!” zei de woestijn, “en als je het niet gelooft, staan er je erge dingen te wachten.”

“Waarom mag ik niet blijven zoals ik nu ben?” sputterde de rivier.

“Het kan niet”, zei de woestijn, “maar wie je echt bent, gaat niet verloren. Aan de andere kant van de woestijn krijg je dezelfde naam, want wat je bent, blijft!”

Toen gaf de rivier zich over aan de verwelkomende armen van de wind. Teder en gemakkelijk droeg hij haar omhoog. Toen ze de toppen van de bergen, aan de andere kant van de woestijn, bereikten, liet de wind haar zachtjes vallen. En al haar druppels vloeiden samen, zochten elkaar en werden weer beekje…riviertje…